Maandagskinderen
In Reykjavik pleegt de veertigjarige patiėnt Danķel zelfmoord in een inrichting. Vrijwel
gelijktijdig komt een bejaarde leraar bij een brand om het leven. Deze beide gevallen houden
verband met elkaar, want de leraar heeft Danķel in de jaren zestig lesgegeven en heeft hem
pasgeleden weer opgezocht in het ziekenhuis.
Aan inspecteur Erlendur en zijn kompaan Óli de taak om de achtergronden van de beide zaken
te onderzoeken. Ook de broer van Danķel begint naspeuringen te doen. Onafhankelijk van elkaar
komen ze tot gruwelijke conclusies.
Boekgegevens
Titel: Maandagskinderen (2005)
Auteur: Arnaldur Indrišason
Originele titel: Synir duftsins (1997)
Vertaling: Willemien Werkman
Uitgeverij: Signature
ISBN: 90-5672-155-4
Omvang: 316 p.
Gelezen: 07-2005
Het is altijd koud
In de boeken van Arnaldur Indridason (Reykjavik, 28 januari 1961) schijnt nooit de zon.
Het is altijd koud. Zelfs in hotelkamers of bij mensen thuis. De winter staat altijd
voor de deur, kort na een regenachtige zomer. Windstil is het ook nooit. En de IJslanders
wonen allemaal in vochtige huizen, waar het muf ruikt en de geur van svid (schapenkop,
een delicatesse naar het schijnt) overheerst.
In dat land werkt inspecteur Erlendur Sveinsson. Een narrige man, herhaaldelijk geplaagd
door herinneringen aan zijn overleden broertje. Erlendur zelf werd als kind gered uit
een sneeuwstorm. Zijn broertje is nog steeds vermist. Het is een terugkerend element
in de boeken van Indridason.
Wat maakt de verhalen over Erlendur dan toch het lezen waard? De vele plotwendingen.
Als je halverwege het boek denkt dat hij de moordenaar bijna te pakken heeft,
verandert opeens het verhaal. De beoogde moordenaar is namelijk ook slachtoffer.
Die verteltrant maakt dat de boeken van Indridason tot het einde spannend blijven.
Begin je aan het eerste boek, Maandagskinderen, dan móet je ze allemaal lezen.
Gaandeweg ontwikkel je vanzelf sympathie voor Erlendur.
Ab van der Sluis in AD 13/07/2020